deKunstClub.nl

Terug naar Groene kunst

Groene kunst

Een performance

Deze performance is in voorbereiding. Hieronder het draaiboek.

Proloog

Een jong meisje, prepub, slank, zit geknield bij een hoop aarde en plant daar een zaadje in. Ze heeft het zaadje meegebracht in een schaaltje. Ze graafr daarvoor met haar handen een kuiltje. Ze kust het zaadje en legt het in het kuiltje. Dan schuift ze met beide handen aarde in het kuiltje; drukt de aarde met haar handen aan.

Het is Lente. De achtergrond wordt gevormd door een bos- of tuinlandschap in typische Lentepracht. Er klinkt een fragment van Haydn's Jahreszeiten (Intro), bij voorkeur een koor-gedeelte vanwege de gewijde stemming.

Eerste luik - Lente

Een jonge vrouw, rank en slank, staat naakt met haar voeten ingegraven in de hooop aarde. Op haar hoofd een min of meer bolvormige hoed gewikkeld uit stroken gaasachtig materiaal. De kleur is roze/wit (bloesem).

Haar armen zijn geheven en steken in de bladerkroon, die zo ook gelijk vastgehouden kan worden.

Om haar nek een strak fluwelen bandje waaraan aan haar voorzijde een vogelnestje of vogelhuisje haangt. Zij wiegt zachtjes op een licht briesje.

Het is Lente en de achtergrond is dezelfde als in de proloog.

Er klinkt een fragment uit de Jahreszeiten (Lente). Verder vogelgetsjilp, eventueel met een vogelfluitje te maken.

Tweede luik - Zomer

Dezelfde jonge vrouw staat weer naakt met haar voeten ingegraven in de hoop aarde. De aarde is kurkdroog en licht van kleur.

De hoed is qua vorm en formaat gelijk aan de bloesemhoed, maar nu wel groen. In het groen hangen meerdere Kerstballen als vruchten, rood / geel gespoten. Het vogelnestje is verdwenen.

Het is mid-Zomer, erg warm en droog. De armen van de jonge vrouw hangen slap langs het lijf. Het is windstil.

Dan komt eindelijk de al zo lang benodigde regenbui. De tuinslang met nevelkop is vooral voor en enigzins op op het lijf gericht. Je kijkt dus door de waternevel naar haar lijf. Het langs haar lijf stromende water doet haar glanzen. De aarde aan haar voeten kleurt donker.

Tijdens deze besprenkeling richt zij zich uit de slappe, afhangende stand op tot fier overeind, strak en vief.

Er klinkt een fragment uit de Jahreszeiten (Zomer). Verder langzaam aanzwellend en weer uitstervend het ruisen van de regen.

Derde luik - Herfst

Dezelfde jonge vrouw staat weer naakt met haar voeten ingegraven in de hoop aarde. De aarde is bezaaid met dorre, afgevallen bladeren rond haar voeten.

De hoed als bladerkroon is vrijwel kaal geplukt en je ziet haar geheven armen. Nog slechts weinig "bladeren" in de hoed, van geel / bruine kleur. De vruchtrn zijn verdwenen.

Het is Herfst en het stormt. Haar armen zwaaien met de wind mee in wapperende beweging. De bladeren aan haar voeten worden met een bladblazer of fohn weggeblazen. Vervolgens ook de hoed, op dezelfde wijze, zodat haar armen de kale takken zijn.

De achtergrond is weer dezelfde, in uitbundige Herstkleuren.

Er klinkt een fragment uit de Jahreszeiten (Herfst), zachtjes fading out tot volkomen stilte.

Vierde luik - Winter

Dezelfde jonge vrouw staat weer naakt met haar voeten ingegraven in de hoop aarde. De aarde is geheel kaal, zo mogelijk met sneeuw bedekt.

De armen zijn als kale takken geheven. Op haar buik is een groot rood diagonaal kruis geschilderd, als merkteken. Ze verslapt langzaam en de armen zakken tot langs haar lijf, totdat zij een naakte stam is geworden, zonder takken. Klaar om omgehakt te worden.

Het is Winter. De achtergrond is koud en kaal, met dode begroeiing.

Er klinkt een fragment uit de Jahreszeiten (Winter), een langzame passage.

Epiloog

Het is nog steeds Winter. Op een hoop droog brandhout die is uitgespreid, ligt een bedekking van dode bladeren. Hierop zijn een paar goed gedroogde blokken doorgezaagde boomstam neergevleid. De stapel wordt in brand gestoken en als de stukken boomstam vlam vatten, klinkt er een uitgesproken grafrede.

Het beeld - de brandende stapel - fade langzaam uit tot zwart.